In een grote bedrijfshal zijn twee laadeenheden voor tractiebatterijen van vorkhefvoertuigen ondergebracht. Tijdens het herlaadproces blijven de batterijen aanwezig op de voertuigen en worden ze aangekoppeld op de laadeenheden via soepele elektrische kabels. Zijn er in dat geval ATEX-verplichtingen en zo ja, hoe moeten die aangepakt worden?
Op het einde van het laadproces ontstaat in de onmiddellijke nabijheid van de batterijen tijdelijk een explosiegevaarlijke atmosfeer omdat waterstof wordt gevormd die via de ontluchtingsdoppen van de tractiebatterijen in de omgevingsatmosfeer wordt vrijgegeven.
Een mogelijke explosie moet dus voorkomen worden.
Wettelijke bepalingen in het AREI
Vermits het een onderdeel van een elektrische installatie betreft, wordt verwezen naar het AREI, meer bepaald naar:
- de afdelingen
7.102.1. tot
7.102.10. die handelen over het explosiegevaar bij elektrische installaties;
- de afdelingen
7.103.1. tot
7.103.4. van
Boek 1 van het AREI over industriële accumulatorbatterijen (waaronder de tractiebatterijen vallen), waarbij onderafdeling
7.103.4.1. alinea 6 daar dieper op ingaat:
‘De elektrische toestellen die tot ontsteking van een ontplofbaar waterstof/luchtmengsel aanleiding kunnen geven (bv. vonkend materieel) zijn opgesteld:
a)
buiten het volume omschreven door een verticale cilinder waarvan de wand 0,5 m buiten de rand van het geheel van de accumulatorbatterijen uitsteekt en die gelegen is aan de bovenkant van deze accumulatorbatterijen met een hoogte van 0,5 m;
…’
In feite voorziet deze onderafdeling in een explosiegevaarlijke ‘zone 2’ waarvan de afmetingen, zoals hiervoor omschreven, zijn vastgelegd.
Alle types van ontstekingsbronnen (waaronder warme oppervlakken en vonkontladingen) binnen deze zone moeten worden voorkomen.
De aansluitklemmen van de batterijen moeten ingevolge de voormelde wettelijke bepalingen explosieveilig (ATEX-gecertificeerd) uitgevoerd zijn. Die zijn dat echter niet (met uitzondering van de vorkhefvoertuigen die in hun geheel ATEX-gecertificeerd zijn) en vormen een overtreding op de wettelijke voorschriften vervat in het AREI. Als verzachtend argument kan gewezen worden op de ‘betrouwbare klemming’ van de aansluitklemmen tijdens het laadproces, ongeacht hun gebrek aan certificering.
De contactdozen moeten ofwel buiten de vermelde zone aangebracht worden ofwel explosieveilig (ATEX-gecertificeerd) uitgevoerd zijn.
Wettelijke bepalingen in de Codex
Los van de bepalingen van het AREI, zijn er ook veiligheidsvoorschriften vervat in de Codex, Boek III,
Titel 4. Ruimten met risico’s voor een explosieve atmosfeer.
Belangrijke administratieve geplogendheden uit deze titel zijn:
- het zoneringsplan met zoneringsverslag (
art. III.4-7) en
- het explosieveiligheidsdocument (
art. III.4-8).
In de praktijk
Wat zijn de wettelijk bepaalde zone-afmetingen?
Waar moet een niet-explosieveilige contactdoos geplaatst worden?
Het uitgebreide artikel leest u online:
Laadeenheden voor batterijen van heftrucks: ATEX-verplichting of niet?Meer info online:
ATEX en explosieveiligheidDe ontstekingsbronnen voor explosiegevaarlijke atmosferenZonering van explosiegevaar - Zone-indelingZonering van explosiegevaar - Afmetingen van de zonesBasisschema's en praktische voorbeelden van zoneringstekeningenExplosieveiligheidsdocument: wie moet de zoneringsplannen tekenen?Moet er gezoneerd worden wanneer er geen ontstekingsbronnen zijn?Opstelling explosieveiligheidsdocument: wie moet dit doen?