Vraag over het gebruik
Andere vraag

Interesse?

Wenst u meer nieuws, praktische informatie en wetgeving over welzijn op het werk, milieu en arbeidsgeneeskunde?

Kan een omgevingsvergunning voor lozing van afvalwater verleend worden zonder passende beoordeling of voortoets?

Nieuws - 13/01/2022
-
Auteur(s): 
Guy Van den Broeke – consultant Arcadis Belgium nv - Vlaanderen


 Wanneer een bedrijf op een waterloop loost die stroomafwaarts aangeduid is als habitatrichtlijngebied, dan moet een passende beoordeling aan de aanvraag toegevoegd worden. Indien stroomafwaarts van het perceel de waterloop doorheen een VEN-gebied loopt, moet daarbovenop ook een verscherpte natuurtoets worden opgemaakt.
 
 
Voortoets en passende beoordeling

Bij elke vergunningsplichtige activiteit moet worden nagegaan of er een negatieve impact kan zijn op de habitats en leefgebieden van soorten in gebieden met een bijzondere bescherming. Het gaat om de Vogelrichtlijngebieden en Habitatrichtlijngebieden, ook wel Speciale Beschermingszones (SBZ) of  ’Natura 2000-gebieden’ genoemd. Die gebeurt in twee stappen:

  • de voortoets: een online screening op hoofdlijnen
  • een passende beoordeling: grondig onderzoek.

Enkel wanneer de voortoets aangeeft dat er geen risico is op betekenisvolle aantasting via project-eigen effecten voor de getoetste effectgroepen, en er geen potentieel gevaar is via cumulatieve (of niet getoetste effecten in voortoets), is er geen verder onderzoek nodig. In de andere gevallen moet een passende beoordeling opgemaakt worden.

Een ‘passende beoordeling’ houdt in dat op basis de beste wetenschappelijke kennis ter zake, alle aspecten van de vergunningsplichtige activiteit, het plan of programma, die de instandhoudingsdoelstellingen van de speciale beschermingszone in gevaar kunnen brengen, moeten worden onderzocht en beoordeeld. De passende beoordeling moet alle nodige gegevens bevatten om de overheden die over de vergunningsplichtige activiteit, het plan of programma moeten adviseren en beslissen, toe te laten dit met volle kennis van zaken te doen.

Een initiatief kan slechts vergund worden op basis van een passende beoordeling die tegemoetkomt aan het arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen van 25 februari 2021 (RvVb-A-2021-0697 - pdf). Concreet betekent dit, dat voor de betrokken natuurwaarden een evaluatie moet gebeuren van de kritische depositiewaarden en de mate waarin deze - rekening houdend met het project en de cumulatieve effecten - al dan niet overschreden worden. Aangezien de vroeger gehanteerde significantiekaders vernietigd werden in datzelfde arrest, wordt voor een evaluatie van deze kritische depositiewaarden verwezen naar de ministeriële instructie KZD-13620 van 2 mei 2021 en de bijhorende richtsnoeren.

Advies door Agentschap Natuur en Bos

Als de waterloop waarop geloosd wordt stroomafwaarts aangeduid wordt als habitatrichtlijngebied, dan moet een passende beoordeling toegevoegd worden aan de aanvraag zodat het Agentschap voor Natuur en Bos over voldoende informatie beschikt om een betekenisvolle aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van een speciale beschermingszone uit te sluiten. Dit gelet op het voorzorgsbeginsel en artikel 36ter, §4 van het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21 oktober 10 1997. Er dient onderzocht te worden of de lozing van het afvalwater reikt tot aan de speciale beschermingszone, en of deze een impact heeft op de instandhoudingsdoelstellingen. Ook de impact op aanwezige of tot doel gestelde habitattypes (bijvoorbeeld 1130), overstromingsgebieden of tot doel gestelde/aanwezige Europees beschermde soorten (bijvoorbeeld fint, rivierprik, bittervoorn en otter) moeten onderzocht worden. Sinds februari 2021 wordt voor de beoordeling van lozing van bedrijfsafvalwater de Wezer-tool toegepast om de impact op de waterloop te bepalen. Het is in voorliggend geval belangrijk ook de impact te bepalen van de lozing op de aanwezige natuurwaarden.

Wanneer de waterloop stroomafwaarts van het perceel van de aanvraag doorheen een VEN-gebied loopt, dient tevens een verscherpte natuurtoets opgemaakt (conform artikel 26bis §2 van het Natuurdecreet van 21 oktober 1997), zodat aangetoond wordt dat de vergunningsplichtige activiteit geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken.

 
Referentiekader:

Natuurdecreet, Habitatrichtlijn (92/43/EEG), Vogelrichtlijn (2009/147/EG), Raad voor Vergunningsbetwistingen (arrest RvVb-A-2021-0697) en ministeriële instructie KZD-13620 van 2 mei 2021 (pdf).