Vraag over het gebruik
Andere vraag

Interesse?

Wenst u meer nieuws, praktische informatie en wetgeving over welzijn op het werk, milieu en arbeidsgeneeskunde?

Wat zijn de belangrijkste veranderingen in de milieuwetgeving in 2023?

Nieuws - 03/01/2023
-
Auteur(s): 
Guy Van den Broeke – senior consultant Arcadis Belgium nv


Hieronder brengen we een overzicht van enkele relevante wijzigingen in milieuwetgeving die in werking traden vanaf 1 januari 2023 of in werking zullen treden in de loop van 2023.

Zijn in werking getreden vanaf 1 januari 2023
De vrijwillige energiebeleidsovereenkomst voor de Vlaamse energie-intensieve ondernemingen treedt in werking op 1 januari 2023 en eindigt op 31 december 2026. Het ambitieniveau van de nieuwe energiebeleidsovereenkomsten wordt opgetrokken, en de doelgroep wordt verbreed naar alle energie-intensieve ondernemingen. Daarnaast wordt de definitie van rendabele maatregelen verstrengd en is er een verbreding naar zowel het thema rond warmtevraag en restwarmteaanbod als naar het klimaatthema.

De wijzigingen aan de watertoets, de advieskaart en de kaarten van overstromingsgevoeligheid treden in werking op 1 januari 2023. De watertoetskaart met de aanduiding van de mogelijk overstromingsgevoelige gebieden en de effectief overstromingsgevoelige gebieden is verdwenen. In de plaats komt een eenvoudiger systeem met scores van A tot D. Zo weet je meteen wat de bron van de overstroming is:
  • Pluviale overstromingen: overstromingen door intense neerslag zoals tijdens zeer zwaar onweer of wolkbreuken
  • Fluviale overstromingen: grote rivieroverstromingen 
  • Kustoverstromingen: overstromingen als gevolg van storm op zee
Het gebouw en het perceel krijgen voortaan elk een aparte overstromingsscore. Zo zal het duidelijk zijn of overstromingen zich enkel beperken tot een deel van het (lager gelegen) perceel of ook de gebouwen bedreigen. De nieuwe advieskaart per perceel zal duidelijk aangeven of er een adviesverplichting is en aan welke waterloopbeheerder(s) je een advies moet vragen.
 
De webtoepassing “watertoets” is op moment van het schrijven van dit artikel nog niet aangepast aan de nieuwe wetgeving. Dit gebeurt in de eerste week van 2023.
 
De Corporate Sustainability Reporting Directive (COM/2021/189) geldt voor alle bedrijven met meer dan 250 medewerkers (en een minimale omzet en balanstotaal). Voor deze bedrijven geldt per 1 januari 2023 een verplichte duurzaamheidsrapportage die getoetst moet worden door een accountant. Ook moet er een strategie rond duurzaamheid zijn, een risicomanagementsysteem en een systeem om data te verzamelen ten behoeve van de rapportage. Zo’n 50.000 bedrijven in Europa moeten aan deze wetgeving voldoen. 
 
De bouwsector heeft te maken met de Europese Energy Performance of Buildings Directive (EPBD III ofwel de 2002/91/EU, aangevuld met 2010/31/EU en 2018/844/EU). Deze wetgeving voor energieprestatie van gebouwen dat kantoren (vanaf 100 m²) per 1 januari 2023 minimaal een energielabel C moeten hebben (energielabel A vanaf 2030).
 
De steun voor warmtekrachtkoppeling-projecten op fossiele brandstoffen wordt geschrapt vanaf startdatum 2023. Vanaf 2023 wordt het minimumaandeel hernieuwbare energie bij nieuwbouw en ingrijpende renovatie verhoogd.
 
Vanaf 1 januari 2023 moeten bedrijven verplicht overschakelen op transparante zakken voor hun restafval. Zo kunnen de inzamelaars gemakkelijk en snel controleren op sorteerfouten. De verplichting geldt alleen voor bedrijfsrestafval dat wordt aangeboden in containers, niet voor de selectief ingezamelde afvalstromen (art. 5.3.13.2 Vlarema).
 
Artikel 5.5.4.4 van Vlarema legt de samenstelling vast voor elke willekeurige partij van 10 m³ bedrijfsrestafval, ongeacht de dichtheid, die naar verbranding wordt afgevoerd of verbrand. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar is tot 1 januari 2023 vrij om zelf te kiezen of hij al dan niet overgaat tot nasortering om de hoeveelheden, vermeld in het eerste lid, punt 1°, te halen, alsook welke middelen hij daarvoor gebruikt. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar is vrij om te bepalen of gesloten zakken worden geopend en of de inhoud daarvan wordt nagesorteerd. Ondoorzichtige zakken met een inhoud van meer dan 60 liter tellen mee voor de hoeveelheden. Ondoorzichtige zakken met een inhoud tot en met 60 liter tellen niet mee voor de hoeveelheden en moeten niet geopend worden. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar is vanaf 1 januari 2023 vrij om zelf te kiezen of hij al dan niet overgaat tot nasortering om de hoeveelheden, vermeld in het eerste lid, punt 2°, te halen, alsook welke middelen hij daarvoor gebruikt. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar is vrij om te bepalen of gesloten zakken worden geopend en of de inhoud daarvan wordt nagesorteerd. De hoeveelheden moeten evenwel gehaald worden en zijn van toepassing op al het afval dat zich in zakken bevindt.
 
Artikel 6.1.1.2. §1 van het Vlarema stelt in kader van vervoer, inzamelen van het handelen en makelen in afvalstoffen dat het vanaf 1 januari 2023 verplicht is om een digitaal identificatieformulier te gebruiken, afgeleverd door een systeem dat door de OVAM werd goedgekeurd. Het identificatieformulier voor (niet) gevaarlijke afvalstoffen bevat vanaf 1 januari 2023 de geo-locatie van de start van het transport en de geo-locatie van de afgifte van de afvalstoffen door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of –makelaar of de afvalstoffenproducent die zelf regelingen treft voor zijn afvalstoffen (artikel 6.1.1.2. § 2 Vlarema). Vanaf 1 januari 2023 moeten de gegevens van alle digitale identificatieformulieren en de bijhorende logbestanden voor de toezichthouders en andere bevoegde inspectiediensten toegankelijk zijn voor handhavingsdoeleinden en de tracering van afvalstoffen. De toezichthouders en de andere inspectiediensten dienen hierbij wel rekening te houden met het vertrouwelijk karakter van de gegevens op de identificatieformulieren (artikel 6.1.5.4 Vlarema).
 
Vanaf 1 januari 2023 gelden (cf. artikel 3.4.8.2 Vlarema) voor afgedankte matrassen de volgende doelstellingen:
  1. het inzamelpercentage van afgedankte matrassen bedraagt 50%; 
  2. het totale percentage hergebruik en recyclage van de ingezamelde afgedankte matrassen bedraagt minstens 35%; 
  3. de rest van de ingezamelde afgedankte matrassen wordt nuttig toegepast.
De bepalingen rond zwerfvuilkosten treden ten laatste in werking op 1 januari 2023, na goedkeuring van een interregionaal akkoord of een uitvoeringsbesluit (overeenkomend met de timing in de SUP-richtlijn).
 
Tot slot verschuift ook de verplichting om een massabalans op te maken van de geaccepteerde hoeveelheden HMRP- en LMRP-puin en van de gecertificeerde hoeveelheden gerecycleerde granulaten. En dit met 3 jaar. De certificaathouders moeten pas vanaf 1 januari 2023 zo’n massabalans bijhouden.
Zal in werking treden vanaf 1 april 2023
De niet energie-intensieve ondernemingen met een totaal finaal energiegebruik tussen 0,05 en 0,1 PJ per jaar en alle vestigingen van een onderneming waarbij de vestiging in het Vlaamse Gewest ligt en voldoet aan de criteria van een grote onderneming met een totaal finaal energiegebruik kleiner dan 0,1 PJ per jaar zullen tegen 1 april 2023 een geldige energieaudit moeten uitvoeren om heel gericht op zoek te gaan naar maatregelen op maat van de onderneming. Ondernemingen die pas na 1 april 2023 voldoen aan de definitie van kleinste onderneming in energieverbruik hebben 6 maanden de tijd om zich in regel te stellen (art. 6.5.9 en art. 6.5.10 van Energiebesluit).
Zal in werking treden vanaf 1 juni 2023
De Vlaamse Regering heeft met de Blue Deal een plan opgemaakt in de strijd tegen waterschaarste en droogte, waarbij circulair watergebruik centraal staat. Het hergebruik van (stedelijk) afvalwater, als alternatieve watervoorziening, kan de waterschaarste beperken. Op dit vlak werd reeds op Europees vlak met de Verordening (EU) 2020/741 van 25 mei 2020 inzake minimumeisen voor hergebruik van water een instrument aangeboden ter regulering van de normen op Unieniveau. Deze treedt in werking op 01/06/2023.
Zal in werking treden in september 2023
De nieuwe gewestelijke stedenbouwkundige verordening rond hemelwater met oa. verstrenging op vlak van buffer/-infiltratievolume (330 m³/ha in geval van infiltratie en 430 m³/ha in geval van buffering ten opzichte van 250 m³/ha momenteel), buffer met vertraagde doorvoer (5 l/s ha ten opzichte van 20 l/s ha momenteel) en infiltratie met infiltratieoppervlakte (800 m²/ha ten opzichte van 400 m²/ha momenteel) wordt van kracht op 4 september 2023. Deze verplichtingen zijn van toepassing op het openbaar domein op aanvragen voor een omgevingsvergunning ingediend vanaf 7 januari 2025, met uitzondering van het openbaar domein dat deel uitmaakt van een aanvraag tot omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden.

Inrichtingen voor de opslag van afvalstoffen, vermeld in rubriek 2.1.1, 2.1.2, 2.2.1 en 2.2.2 van de indelingslijst, met uitzondering van inrichtingen voor de opslag van inerte afvalstoffen en niet-teerhoudend asfalt, voorzien de niet-overdekte buitenopslag van afvalstoffen minimaal van een slibvang en een KWS-afscheider voor de behandeling van het verontreinigd hemelwater, afkomstig van deze opslagplaats tenzij het afvalwater al gezuiverd wordt via een eigen waterzuiveringsinstallatie. De koolwaterstofafscheider werkt en wordt onderhouden conform afdeling 4.2.3bis. Voor ingedeelde inrichtingen of activiteiten die voor 26 september 2022 vergund zijn, gelden de verplichtingen, vermeld in het tweede lid, vanaf 26 september 2023. (Art. 5.2.1.7 §5 VLAREM II)
Zal in werking treden vanaf 1 oktober 2023
De nieuwe energiebeleidsovereenkomsten worden verbreed met een klimaatcomponent, zowel bij de niet-VER-bedrijven (via de klimaataudit) als bij de VER-bedrijven (via de klimaat-roadmap) met als horizon “Een koolstofarm 2050: wat betekent dit voor uw onderneming?” (artikel 16, bijlage 10). De ondernemingen leveren eenmalig data aan over hun warmtevraag en restwarmtepotentieel tegen uiterlijk 1 oktober 2023 (artikel 8.4 en bijlage 4). Niet-VER-bedrijven zullen een energie- en klimaataudit moeten uitvoeren en een energieplan opstellen (lijst van rendabele, potentieel rendabele en studiemaatregelen die resulteren uit de energieaudit). Zij hebben geen verplichting om een klimaatplan op te stellen. De thematische verbreding naar warmtevraag en aanbod van restwarmte vindt u terug in de potentieelstudies voor kwalitatieve warmtekrachtkoppeling en koude-en warmtenetten.

Zal in werking treden vanaf december 2023

Bestaande afvalverbrandingsinstallaties dienen uiterlijk op 3 december 2023 te voldoen aan hoofdstuk 3.16 van VLAREM III. Volgens artikel 3.16.7.2.2 van dit besluit mag de continue monitoring van kwik worden vervangen door een langdurige bemonsteringsperiode of door periodieke metingen met een minimale frequentie van een keer om de zes maanden, als is aangetoond dat de installatie alleen afval met een laag en stabiel kwikgehalte verbrandt, en na goedkeuring door de toezichthouder. 
 
Bestaande voedingsmiddelen-, dranken- en zuivelindustrie voldoen uiterlijk op 4 december 2023 aan hoofdstuk 3.15 van VLAREM III.

De exploitant van een of meer stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 1 MW of meer of een persoon die daartoe door de exploitant gemachtigd is, registreert de stookinstallaties met de instrumenten die daarvoor beschikbaar zullen worden gesteld door het
Departement. De gegevens van stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5 MW tot 50 MW worden uiterlijk op 19 december 2023 geregistreerd (cf. art. 5.43.2.41 van VLAREM II).

De emissiegrenswaarden van grote stookinstallaties opgenomen in art. 5.43.3.15 van VLAREM II gelden alleen als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
  1. de exploitant van de stookinstallatie heeft er zich in een schriftelijke verklaring die uiterlijk op 1 januari 2014 aan de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, is voorgelegd, toe verbonden om de installatie vanaf 1 januari 2016 en uiterlijk tot en met 31 december 2023 niet langer dan 17.500 bedrijfsuren in gebruik te nemen;
  2. de exploitant deelt ieder jaar in zijn milieujaarverslag het aantal bedrijfsuren na 1 januari 2016 mee;
  3. aan de stookinstallatie is geen afwijking verleend als vermeld in artikel 4, vierde lid, van Richtlijn 2001/80/EG.